Afgelopen maand zijn er weer de nodige mededingingsrechtelijke ontwikkelingen voorbijgekomen op nationaal en op Europees niveau. Wij behandelen in deze nieuwsbrief de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen periode.
Kartelafspraken
FIFA transfer-regels zijn in strijd met artikel 45 en artikel 101 VWEU
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna tevens: “Hof”) heeft op 4 oktober 2024 arrest gewezen in een zaak tussen FIFA en een voormalige voetbalspeler (Lassana Diarra). Het Hof moest oordelen over de verenigbaarheid van enkele FIFA-regels met artikel 45 VWEU en artikel 101 VWEU. De feiten in de zaak zijn als volgt.De voetbalspeler speelde voor een Russische club (Lokomotiv Moskou). De Russische club heeft het contract met deze speler ontbonden, wegens het gedrag van de voetballer. Op basis van FIFA-regels eiste de Russische voetbalclub schadevergoeding van deze voetballer wegens vroegtijdige beëindiging van het contract zonder gerechtvaardigde reden.
Vervolgens is deze voetballer op zoek gegaan naar een nieuwe voetbalclub. Hij ondervond echter moeilijkheden, omdat, volgens de FIFA-regels, zijn nieuwe club aansprakelijk kan worden gesteld voor de schadevergoeding die hij mogelijk aan zijn oude club moet betalen wegens vroegtijdige beëindiging van het contract.
Verder gaat het in deze zaak om een bepaling op basis waarvan spelers een ‘International Transfer Certificate’ nodig hebben om van de ene competitie over te stappen naar de nationale competitie van een ander land. Een International Transfer Certificate wordt niet afgegeven indien er nog een contractueel geschil bestaat tussen de voetbalspeler en zijn voormalige voetbalclub.
Het Hof komt ten eerste tot de conclusie dat de regels in staat zijn om het vrij verkeer van werknemers te beperken. Het wordt voor voetballers moeilijker gemaakt om te werken voor een voetbalclub in een andere EU-lidstaat. De regels beperken voetballers in hun mogelijkheden om zich te verbinden aan een nieuwe club. Derhalve is er sprake van een beperking van artikel 45 VWEU.
FIFA voert aan dat deze regels zorgen voor contractuele stabiliteit, het behoud van integriteit, regelmaat en het correcte verloop van interclubvoetbalcompetities en bescherming van professionele voetbalspelers. Hoewel dit volgens het Hof belangen kunnen zijn om de beperking te rechtvaardigen, oordeelt het Hof dat de FIFA-regels niet proportioneel zijn en verder gaan dan nodig is. Deze regels kunnen voor een lange tijd spelers beperken, terwijl een voetbalcarrière van vrij korte duur is.
Vervolgens oordeelt het Hof ten aanzien van artikel 101 (1) VWEU dat de regels een beperking van de concurrentie vormen, omdat het iedere voetbalclub in een EU-lidstaat kan opzetten tegen een andere voetbalclub in een andere lidstaat wat betreft de verwerving van spelers die in dienst zijn bij een andere club. Het rekruteren van spelers is een essentiële parameter van concurrentie in de interclubvoetbalsector. Volgens het Hof is er dan ook sprake van een doelbeperking. Het Hof laat het aan de nationale rechter om te oordelen of er sprake is van een uitzondering onder artikel 101 (3) VWEU.
Hof van Justitie houdt boetes voor deelname aan Italiaanse betonwapeningskartel in stand
Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna tevens: “Hof”) uitspraak gedaan over het verzoek tot nietigverklaring van een besluit van de Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”). In dit besluit was een geldboete opgelegd aan betonstaalproducenten wegens het vormen van een kartel op de Italiaanse markt van betonstaal.
Deze uitspraak volgt op eerdere arresten van zowel het Gerecht als het Hof, waarbij besluiten van de Commissie uit 2002 en uit 2009, waarin de Commissie deze ondernemingen heeft beboet wegens deelname aan een kartel op de Italiaanse betonstaalmarkt nietig zijn verklaard wegens gebreken in de besluitvorming. Vervolgens heeft de Commissie in 2019 een nieuw besluit genomen. In dit besluit constateerde de Commissie een zelfde type kartelschending als in haar besluit uit 2009. Gelet op de duur van de procedure heeft de Commissie de hoogte van de boetes gehalveerd.
Het Hof laat het 2019-besluit van de Commissie in deze uitspraak in stand, maar brengt wel een vermindering aan van de hoogte van de boete voor één van de partijen nu zonder goede gronden een uiteenlopend tarief is gebruikt voor de verlaging van de boete voor verscheidene karteldeelnemers die tijdelijk niet aan het kartel hadden deelgenomen. Het Hof overweegt onder andere dat boetes wegens schending van het mededingingsrecht een afschrikkend effect moeten hebben om te voorkomen dat marktpartijen zullen deelnemen aan een kartel.
Misbruik van een economische machtspositie
Hof van Justitie verwerpt hogere voorzieningen van de Commissie en vernietigt het boetebesluit van 1,06 miljard euro aan Intel
Op 24 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna tevens: “Hof”) arrest gewezen in de zaak tussen de Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) en Intel. De Commissie had in 2009 een boete opgelegd aan Intel wegens misbruik van haar machtspositie op de markt voor x86-microprocessoren door getrouwheidskortingen toe te kennen aan haar klanten en aan een distributeur van desktopcomputers.
Intel heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij het Gerecht, dat in 2014 het beroep in zijn geheel heeft verworpen. In hogere voorziening heeft het Hof dit arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerecht. Vervolgens heeft het Gerecht het Commissiebesluit gedeeltelijk nietig verklaard en de geldboete in haar geheel geannuleerd. De Commissie heeft in hogere voorziening verzocht om over te gaan tot de vernietiging van het arrest van het Gerecht.
De Commissie stelde dat in de toetsing door het Gerecht van het Commissiebesluit ten aanzien van de ‘as efficient competitor’ toets, het Gerecht fouten heeft gemaakt, waardoor het oordeel van het Gerecht onjuist zou zijn. Het Hof wijst dit argument van de Commissie af en bevestigt het arrest van het Gerecht, waardoor de geldboete van EUR 1.06 miljard definitief is geannuleerd.
Concentratietoezicht
Hof van Justitie verwerpt de hogere voorziening van thyssenkrupp tegen het verbodsbesluit van de Commissie inzake gezamenlijke zeggenschap over een joint venture met Tata Steel
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna tevens: “Hof”) heeft de hogere voorziening van thyssenkrupp tot nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) inzake het verbod om gezamenlijk met Tata Steel zeggenschap te verkrijgen over een nieuw op te richten joint venture afgewezen. In de joint venture zouden beide ondernemingen een deel van hun bedrijfsactiviteiten thuisbrengen.
De Commissie heeft in haar besluit geoordeeld dat de oprichting van de joint venture onverenigbaar is met de interne markt. De concentratie zou concurrentie verminderen, waardoor prijzen voor verschillende soorten staal omhoog zouden gaan. Het Hof houdt dit oordeel in stand en wijst de bezwaren van thyssenkrupp af. Volgens thyssenkrupp zou de Commissie een onjuiste afbakening van de relevante productmarkt en van de relevante geografische markt hebben gehanteerd, een onjuiste uitleg hebben toegekend aan de begrippen ‘belangrijke concurrentiefactor’ en ‘naaste concurrenten’, en een onjuiste toepassing van de Herfindahl- Hirschmann-index hebben gehanteerd. De EU-rechter gaat hier dus niet in mee.
Commissie keurt overname van Courir door JD Sports onder voorwaarden goed
De Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) heeft haar goedkeuring verleend aan de voorgenomen overname van Groupe Courir door JD Sports.
Na een onderzoek kwam de Commissie tot de conclusie dat de overname zoals die oorspronkelijk was aangemeld de concurrentie op de retailmarkt zou verstoren. Zo zou er op de markt voor sportschoenen en -kledij voor vrijetijds- en topsport in Portugal en op bepaalde lokale markten voor sport en vrijetijdsschoenen in Frankrijk verstoring van de markt kunnen plaatsvinden.
Om de mededingingsbezwaren van de Commissie weg te nemen, boden de partijen aan om alle Courir-winkels in Portugal en verschillende winkels in bepaalde delen van Frankrijk af te stoten aan Snipes, een directe concurrent die zich richt op de detailhandel in sportartikelen.
De door de Commissie vastgestelde bezwaren zijn door de toezegging volledig weggenomen. De toezegging zou ervoor (moeten) zorgen dat er voldoende concurrentie en (consumenten)keuze overblijft op de betrokken markten.
Afgelopen maand zijn er weer de nodige mededingingsrechtelijke ontwikkelingen voorbijgekomen op nationaal en op Europees niveau. Wij behandelen in deze nieuwsbrief de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen periode.
Kartelafspraken
FIFA transfer-regels zijn in strijd met artikel 45 en artikel 101 VWEU
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna tevens: “Hof”) heeft op 4 oktober 2024 arrest gewezen in een zaak tussen FIFA en een voormalige voetbalspeler (Lassana Diarra). Het Hof moest oordelen over de verenigbaarheid van enkele FIFA-regels met artikel 45 VWEU en artikel 101 VWEU. De feiten in de zaak zijn als volgt.De voetbalspeler speelde voor een Russische club (Lokomotiv Moskou). De Russische club heeft het contract met deze speler ontbonden, wegens het gedrag van de voetballer. Op basis van FIFA-regels eiste de Russische voetbalclub schadevergoeding van deze voetballer wegens vroegtijdige beëindiging van het contract zonder gerechtvaardigde reden.
Vervolgens is deze voetballer op zoek gegaan naar een nieuwe voetbalclub. Hij ondervond echter moeilijkheden, omdat, volgens de FIFA-regels, zijn nieuwe club aansprakelijk kan worden gesteld voor de schadevergoeding die hij mogelijk aan zijn oude club moet betalen wegens vroegtijdige beëindiging van het contract.
Verder gaat het in deze zaak om een bepaling op basis waarvan spelers een ‘International Transfer Certificate’ nodig hebben om van de ene competitie over te stappen naar de nationale competitie van een ander land. Een International Transfer Certificate wordt niet afgegeven indien er nog een contractueel geschil bestaat tussen de voetbalspeler en zijn voormalige voetbalclub.
Het Hof komt ten eerste tot de conclusie dat de regels in staat zijn om het vrij verkeer van werknemers te beperken. Het wordt voor voetballers moeilijker gemaakt om te werken voor een voetbalclub in een andere EU-lidstaat. De regels beperken voetballers in hun mogelijkheden om zich te verbinden aan een nieuwe club. Derhalve is er sprake van een beperking van artikel 45 VWEU.
FIFA voert aan dat deze regels zorgen voor contractuele stabiliteit, het behoud van integriteit, regelmaat en het correcte verloop van interclubvoetbalcompetities en bescherming van professionele voetbalspelers. Hoewel dit volgens het Hof belangen kunnen zijn om de beperking te rechtvaardigen, oordeelt het Hof dat de FIFA-regels niet proportioneel zijn en verder gaan dan nodig is. Deze regels kunnen voor een lange tijd spelers beperken, terwijl een voetbalcarrière van vrij korte duur is.
Vervolgens oordeelt het Hof ten aanzien van artikel 101 (1) VWEU dat de regels een beperking van de concurrentie vormen, omdat het iedere voetbalclub in een EU-lidstaat kan opzetten tegen een andere voetbalclub in een andere lidstaat wat betreft de verwerving van spelers die in dienst zijn bij een andere club. Het rekruteren van spelers is een essentiële parameter van concurrentie in de interclubvoetbalsector. Volgens het Hof is er dan ook sprake van een doelbeperking. Het Hof laat het aan de nationale rechter om te oordelen of er sprake is van een uitzondering onder artikel 101 (3) VWEU.
Hof van Justitie houdt boetes voor deelname aan Italiaanse betonwapeningskartel in stand
Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna tevens: “Hof”) uitspraak gedaan over het verzoek tot nietigverklaring van een besluit van de Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”). In dit besluit was een geldboete opgelegd aan betonstaalproducenten wegens het vormen van een kartel op de Italiaanse markt van betonstaal.
Deze uitspraak volgt op eerdere arresten van zowel het Gerecht als het Hof, waarbij besluiten van de Commissie uit 2002 en uit 2009, waarin de Commissie deze ondernemingen heeft beboet wegens deelname aan een kartel op de Italiaanse betonstaalmarkt nietig zijn verklaard wegens gebreken in de besluitvorming. Vervolgens heeft de Commissie in 2019 een nieuw besluit genomen. In dit besluit constateerde de Commissie een zelfde type kartelschending als in haar besluit uit 2009. Gelet op de duur van de procedure heeft de Commissie de hoogte van de boetes gehalveerd.
Het Hof laat het 2019-besluit van de Commissie in deze uitspraak in stand, maar brengt wel een vermindering aan van de hoogte van de boete voor één van de partijen nu zonder goede gronden een uiteenlopend tarief is gebruikt voor de verlaging van de boete voor verscheidene karteldeelnemers die tijdelijk niet aan het kartel hadden deelgenomen. Het Hof overweegt onder andere dat boetes wegens schending van het mededingingsrecht een afschrikkend effect moeten hebben om te voorkomen dat marktpartijen zullen deelnemen aan een kartel.
Misbruik van een economische machtspositie
Hof van Justitie verwerpt hogere voorzieningen van de Commissie en vernietigt het boetebesluit van 1,06 miljard euro aan Intel
Op 24 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna tevens: “Hof”) arrest gewezen in de zaak tussen de Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) en Intel. De Commissie had in 2009 een boete opgelegd aan Intel wegens misbruik van haar machtspositie op de markt voor x86-microprocessoren door getrouwheidskortingen toe te kennen aan haar klanten en aan een distributeur van desktopcomputers.
Intel heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij het Gerecht, dat in 2014 het beroep in zijn geheel heeft verworpen. In hogere voorziening heeft het Hof dit arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerecht. Vervolgens heeft het Gerecht het Commissiebesluit gedeeltelijk nietig verklaard en de geldboete in haar geheel geannuleerd. De Commissie heeft in hogere voorziening verzocht om over te gaan tot de vernietiging van het arrest van het Gerecht.
De Commissie stelde dat in de toetsing door het Gerecht van het Commissiebesluit ten aanzien van de ‘as efficient competitor’ toets, het Gerecht fouten heeft gemaakt, waardoor het oordeel van het Gerecht onjuist zou zijn. Het Hof wijst dit argument van de Commissie af en bevestigt het arrest van het Gerecht, waardoor de geldboete van EUR 1.06 miljard definitief is geannuleerd.
Concentratietoezicht
Hof van Justitie verwerpt de hogere voorziening van thyssenkrupp tegen het verbodsbesluit van de Commissie inzake gezamenlijke zeggenschap over een joint venture met Tata Steel
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna tevens: “Hof”) heeft de hogere voorziening van thyssenkrupp tot nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) inzake het verbod om gezamenlijk met Tata Steel zeggenschap te verkrijgen over een nieuw op te richten joint venture afgewezen. In de joint venture zouden beide ondernemingen een deel van hun bedrijfsactiviteiten thuisbrengen.
De Commissie heeft in haar besluit geoordeeld dat de oprichting van de joint venture onverenigbaar is met de interne markt. De concentratie zou concurrentie verminderen, waardoor prijzen voor verschillende soorten staal omhoog zouden gaan. Het Hof houdt dit oordeel in stand en wijst de bezwaren van thyssenkrupp af. Volgens thyssenkrupp zou de Commissie een onjuiste afbakening van de relevante productmarkt en van de relevante geografische markt hebben gehanteerd, een onjuiste uitleg hebben toegekend aan de begrippen ‘belangrijke concurrentiefactor’ en ‘naaste concurrenten’, en een onjuiste toepassing van de Herfindahl- Hirschmann-index hebben gehanteerd. De EU-rechter gaat hier dus niet in mee.
Commissie keurt overname van Courir door JD Sports onder voorwaarden goed
De Europese Commissie (hierna tevens: “de Commissie”) heeft haar goedkeuring verleend aan de voorgenomen overname van Groupe Courir door JD Sports.
Na een onderzoek kwam de Commissie tot de conclusie dat de overname zoals die oorspronkelijk was aangemeld de concurrentie op de retailmarkt zou verstoren. Zo zou er op de markt voor sportschoenen en -kledij voor vrijetijds- en topsport in Portugal en op bepaalde lokale markten voor sport en vrijetijdsschoenen in Frankrijk verstoring van de markt kunnen plaatsvinden.
Om de mededingingsbezwaren van de Commissie weg te nemen, boden de partijen aan om alle Courir-winkels in Portugal en verschillende winkels in bepaalde delen van Frankrijk af te stoten aan Snipes, een directe concurrent die zich richt op de detailhandel in sportartikelen.
De door de Commissie vastgestelde bezwaren zijn door de toezegging volledig weggenomen. De toezegging zou ervoor (moeten) zorgen dat er voldoende concurrentie en (consumenten)keuze overblijft op de betrokken markten.