Tijdsverloop speelt voortaan rol bij sluiting 13b Opiumwet

 23 december 2021 | Blog

Onlangs deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangrijke uitspraak die wij graag onder de aandacht brengen. In deze uitspraak liggen twee belangrijke lessen voor de openbare ordepraktijk besloten.

  1. Tijdsverloop speelt bij besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet voortaan wél een rol.
  2. De eisende partij kan de burgemeester tussentijds verzoeken om de noodzakelijkheid van de sluiting te beoordelen. De reactie op dat verzoek is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Hoofdregel: handhavingsbevoegdheid gaat door tijdsverloop niet teniet

De hoofdregel in het handhavingsrecht is dat tijdsverloop geen invloed heeft op de bevoegdheid om handhavend op te treden. Zo oordeelde de Afdeling recent nog dat tijdsverloop geen bijzondere omstandigheid betreft waarmee het bestuursorgaan bij handhavend optreden rekening moet houden (ECLI:NL:RVS:2021:628). In uitspraken aangaande artikel 13b Opiumwet werd niet anders geoordeeld (ECLI:NL:RVS:2021:668). In de praktijk ontstond discussie over de vraag of tijdsverloop een rol moest spelen in het geval dat de feitelijke sluiting vele maanden (of jaren) later plaatsvindt dan de vondst van de drugs. Dit kan bijvoorbeeld zijn oorzaak vinden in de schorsing van een besluit voorafgaand aan of ten gevolge van het treffen van een voorlopige voorziening. Dat leidt vervolgens tot de vraag of de sluiting dan nog wel noodzakelijk kan worden geacht om de orde te handhaven en loop naar het pand te ontnemen.

Afdelingsuitspraak Yin Yang

In de uitspraak van 8 december 2021 is daarover door de Afdeling duidelijkheid verschaft. In het besluit tot sluiting van de saunaclub Yin Yang was een duidelijke sluitingsperiode opgenomen, namelijk van 6 maart 2017 tot 6 maart 2018. De burgemeester heeft met de feitelijke sluiting gewacht tot na de Afdelingsuitspraak van 16 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:113), waardoor die termijn is verstreken. Dit werd deels veroorzaakt doordat de burgemeester bereid was de sluiting op te schorten in afwachting van het gemaakte bezwaar en deels door het (ten onrechte) herroepen van het bestuursdwangbesluit door de rechtbank. Na de Afdelingsuitspraak heeft de burgemeester aan Yin Yang medegedeeld de sluiting alsnog te gaan effectueren.

In de Afdelingsuitspraak van 8 december 2021 liggen twee belangrijke lessen voor de openbare orde praktijk besloten. Allereerst dat tijdsverloop bij besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet – anders dan bij andere handhavingsbesluiten – wél een rol kan spelen. Ten tweede dat de eisende partij de burgemeester tussentijds kan verzoeken om de noodzakelijkheid van de sluiting te beoordelen en de reactie op dat verzoek een besluit is als bedoeld in artikel 1:3 Awb.

  1. Afdeling biedt duidelijkheid: tijdsverloop speelt wél een rol

Yin Yang verzocht de burgemeester om niet tot sluiting over te gaan. Zij werd niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar en het beroep tegen de afwijzing die daarop volgde. Met dat oordeel was Yin Yang het niet eens. De Afdeling ziet in deze uitspraak die naar aanleiding daarvan volgde aanleiding om aan de rechtspraktijk duidelijkheid te geven over hoe na het nemen van een bestuursdwangbesluit op grond van artikel 13b Opiumwet met tijdverloop moet worden omgegaan. De Afdeling overweegt hierover als volgt:

De Afdeling ziet naar aanleiding van dit betoog aanleiding om duidelijkheid te bieden voor de rechtspraktijk over hoe moet worden omgegaan met tijdsverloop na het nemen van een bestuursdwangbesluit op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Tijdsverloop kan ertoe leiden dat sluiting van een pand op grond van deze bepaling redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en daar nog wel toe wil overgaan, moet hij daarom opnieuw een beoordeling maken van de noodzaak van het alsnog sluiten als meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan.”

Tijdsverloop speelt dus voortaan wel een rol bij besluiten tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en dat nog wel wil doen, moet hij de noodzaak van de sluiting alsnog beoordelen. Hiertoe is hij gehouden als er meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan.

  1. Beoordelen noodzakelijkheid sluiting

Verder is van belang dat de Afdeling oordeelt dat er rechtsbescherming openstaat tegen de reactie op het verzoek om de sluiting niet te effectueren. Zij merkt het besluit aan als besluit waarin de noodzaak wordt beoordeeld om na het verstrijken van meer dan een jaar alsnog te sluiten. Dit is volgens haar een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Daarbij dienen twee situaties te worden onderscheiden:

  • Als er nog een procedure loopt tegen het bestuursdwangbesluit, moet het besluit waarin de noodzakelijkheid opnieuw is beoordeeld van rechtswege worden meegenomen in die procedure (artikel 6:19 Awb).
  • Als er geen procedure loopt, kan tegen dit besluit alsnog bezwaar worden gemaakt.

In het geval van Yin Yang moet de burgemeester de noodzakelijkheid van de sluiting dus alsnog  beoordelen, nu het daar inhoudelijk nog niet over heeft beslist. In een dergelijk besluit dient de burgemeester in ieder geval in te gaan op de vraag of de sluiting en de sluitingsduur (inmiddels 3,5 jaar later) – gelet op de doelen van de Opiumwet – nog steeds gerechtvaardigd is.

Tot slot

In het kader van de hiervoor besproken Afdelingsuitspraak van 8 december 2021 willen wij een aantal tips meegeven aan de praktijk:

  1. Let op: tijdsverloop kan een rol spelen bij besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet. Dat kan aanleiding geven om terughoudend te zijn met een opschorting van de effectuering van de sluiting in afwachting van de beslissing op bezwaar of een voorlopige voorziening. Lees in dit kader ook ons blog ‘Signalering: Afdeling trekt teugels evenredigheidstoets Wet Damocles aan’.
  2. De reactie op verzoek om de sluiting niet tot uitvoering te brengen is een besluit waartegen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat. In reactie op een dergelijk verzoek dient de burgemeester te beoordelen of hij de sluiting gelet op het tijdsverloop en de duur van de sluiting nog noodzakelijk acht gelet op de doelen van de Opiumwet.
  3. Een afweging van de burgemeester zou in het kader van deze uitspraak kunnen zijn om geen concrete data in het besluit tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet op te nemen, maar enkel de sluitingsduur te noemen.

Mocht u nog vragen hebben over dit blog, neem dan contact op met Bart Roozendaal en Mariëtta Buitenhuis.

Onlangs deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangrijke uitspraak die wij graag onder de aandacht brengen. In deze uitspraak liggen twee belangrijke lessen voor de openbare ordepraktijk besloten.

  1. Tijdsverloop speelt bij besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet voortaan wél een rol.
  2. De eisende partij kan de burgemeester tussentijds verzoeken om de noodzakelijkheid van de sluiting te beoordelen. De reactie op dat verzoek is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Hoofdregel: handhavingsbevoegdheid gaat door tijdsverloop niet teniet

De hoofdregel in het handhavingsrecht is dat tijdsverloop geen invloed heeft op de bevoegdheid om handhavend op te treden. Zo oordeelde de Afdeling recent nog dat tijdsverloop geen bijzondere omstandigheid betreft waarmee het bestuursorgaan bij handhavend optreden rekening moet houden (ECLI:NL:RVS:2021:628). In uitspraken aangaande artikel 13b Opiumwet werd niet anders geoordeeld (ECLI:NL:RVS:2021:668). In de praktijk ontstond discussie over de vraag of tijdsverloop een rol moest spelen in het geval dat de feitelijke sluiting vele maanden (of jaren) later plaatsvindt dan de vondst van de drugs. Dit kan bijvoorbeeld zijn oorzaak vinden in de schorsing van een besluit voorafgaand aan of ten gevolge van het treffen van een voorlopige voorziening. Dat leidt vervolgens tot de vraag of de sluiting dan nog wel noodzakelijk kan worden geacht om de orde te handhaven en loop naar het pand te ontnemen.

Afdelingsuitspraak Yin Yang

In de uitspraak van 8 december 2021 is daarover door de Afdeling duidelijkheid verschaft. In het besluit tot sluiting van de saunaclub Yin Yang was een duidelijke sluitingsperiode opgenomen, namelijk van 6 maart 2017 tot 6 maart 2018. De burgemeester heeft met de feitelijke sluiting gewacht tot na de Afdelingsuitspraak van 16 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:113), waardoor die termijn is verstreken. Dit werd deels veroorzaakt doordat de burgemeester bereid was de sluiting op te schorten in afwachting van het gemaakte bezwaar en deels door het (ten onrechte) herroepen van het bestuursdwangbesluit door de rechtbank. Na de Afdelingsuitspraak heeft de burgemeester aan Yin Yang medegedeeld de sluiting alsnog te gaan effectueren.

In de Afdelingsuitspraak van 8 december 2021 liggen twee belangrijke lessen voor de openbare orde praktijk besloten. Allereerst dat tijdsverloop bij besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet – anders dan bij andere handhavingsbesluiten – wél een rol kan spelen. Ten tweede dat de eisende partij de burgemeester tussentijds kan verzoeken om de noodzakelijkheid van de sluiting te beoordelen en de reactie op dat verzoek een besluit is als bedoeld in artikel 1:3 Awb.

  1. Afdeling biedt duidelijkheid: tijdsverloop speelt wél een rol

Yin Yang verzocht de burgemeester om niet tot sluiting over te gaan. Zij werd niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar en het beroep tegen de afwijzing die daarop volgde. Met dat oordeel was Yin Yang het niet eens. De Afdeling ziet in deze uitspraak die naar aanleiding daarvan volgde aanleiding om aan de rechtspraktijk duidelijkheid te geven over hoe na het nemen van een bestuursdwangbesluit op grond van artikel 13b Opiumwet met tijdverloop moet worden omgegaan. De Afdeling overweegt hierover als volgt:

De Afdeling ziet naar aanleiding van dit betoog aanleiding om duidelijkheid te bieden voor de rechtspraktijk over hoe moet worden omgegaan met tijdsverloop na het nemen van een bestuursdwangbesluit op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Tijdsverloop kan ertoe leiden dat sluiting van een pand op grond van deze bepaling redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en daar nog wel toe wil overgaan, moet hij daarom opnieuw een beoordeling maken van de noodzaak van het alsnog sluiten als meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan.”

Tijdsverloop speelt dus voortaan wel een rol bij besluiten tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en dat nog wel wil doen, moet hij de noodzaak van de sluiting alsnog beoordelen. Hiertoe is hij gehouden als er meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan.

  1. Beoordelen noodzakelijkheid sluiting

Verder is van belang dat de Afdeling oordeelt dat er rechtsbescherming openstaat tegen de reactie op het verzoek om de sluiting niet te effectueren. Zij merkt het besluit aan als besluit waarin de noodzaak wordt beoordeeld om na het verstrijken van meer dan een jaar alsnog te sluiten. Dit is volgens haar een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Daarbij dienen twee situaties te worden onderscheiden:

  • Als er nog een procedure loopt tegen het bestuursdwangbesluit, moet het besluit waarin de noodzakelijkheid opnieuw is beoordeeld van rechtswege worden meegenomen in die procedure (artikel 6:19 Awb).
  • Als er geen procedure loopt, kan tegen dit besluit alsnog bezwaar worden gemaakt.

In het geval van Yin Yang moet de burgemeester de noodzakelijkheid van de sluiting dus alsnog  beoordelen, nu het daar inhoudelijk nog niet over heeft beslist. In een dergelijk besluit dient de burgemeester in ieder geval in te gaan op de vraag of de sluiting en de sluitingsduur (inmiddels 3,5 jaar later) – gelet op de doelen van de Opiumwet – nog steeds gerechtvaardigd is.

Tot slot

In het kader van de hiervoor besproken Afdelingsuitspraak van 8 december 2021 willen wij een aantal tips meegeven aan de praktijk:

  1. Let op: tijdsverloop kan een rol spelen bij besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet. Dat kan aanleiding geven om terughoudend te zijn met een opschorting van de effectuering van de sluiting in afwachting van de beslissing op bezwaar of een voorlopige voorziening. Lees in dit kader ook ons blog ‘Signalering: Afdeling trekt teugels evenredigheidstoets Wet Damocles aan’.
  2. De reactie op verzoek om de sluiting niet tot uitvoering te brengen is een besluit waartegen bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat. In reactie op een dergelijk verzoek dient de burgemeester te beoordelen of hij de sluiting gelet op het tijdsverloop en de duur van de sluiting nog noodzakelijk acht gelet op de doelen van de Opiumwet.
  3. Een afweging van de burgemeester zou in het kader van deze uitspraak kunnen zijn om geen concrete data in het besluit tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet op te nemen, maar enkel de sluitingsduur te noemen.

Mocht u nog vragen hebben over dit blog, neem dan contact op met Bart Roozendaal en Mariëtta Buitenhuis.